Weidevogels en (verdwenen) watermolens in de voormalige Bergambachtse boezem bij Haastrecht Haastrecht
Ik heb iets met boezems in het Groene Hart rondom Gouda en de Reeuwijkse Plassen. Elke polder had er wel een of meer. Over een aantal boezems heb ik inmiddels verhalen geschreven. Ze hadden allereerst een belangrijke functie in het droog houden van het Groene Hart. Daarnaast stonden ze bekend omdat er zulke belangrijke natuurwaarden in voorkwamen. Daar hoorde de voormalige Bergambachtse boezem ook bij. Het kenmerk van deze boezem vanuit mijn jeugd was de aanwezigheid van grote aantallen weidevogels, dotters en kievitsbloemen. Jaarlijks broedden er zoveel grutto's in het boezemhooiland dat je kon spreken van een kolonie grutto's. Die kolonie werd pas echt zichtbaar in de vorm van een wolk grutto's, die als er gevaar dreigde, luid schreeuwend boven je hoofd ging hangen als je in de boezem liep. De wilde kievitsbloemen, ook voorkomend in de boezem kende ik uit de polder Stein. Ik vond het wel bijzonder dat ze zo ver van Stein vandaan ook hier groeiden. Het waren er wel veel minder, maar kan me nog wel herinneren dat er jaarlijks > 200 bloeiende exemplaren in de boezem stonden. Het was overigens niet de enige plek in dit polderdeel waar kievitsbloemen groeiden. Ook op een kade aan de westkant van de polder Beneden Haastrecht hebben jarenlang wilde kievitsbloemen gestaan. Of ze er nu nog staan weet ik niet.
Afgelopen week heb ik het poldergebied ten zuiden van Haastrecht weer eens bezocht. In de Krimpenerwaard, aan weerszijden van de Bilwijkerweg ligt het natuurgebied Bilwijk, inmiddels in eigendom en beheer bij de Stichting het Zuid-Hollands Landschap (ZHL). Met o.a. de voormalige Bergambachtse boezem. De boezem lag er begin december 2009 fantastisch bij zeg. De sloten hoog in het water zoals dat in mijn jeugd ook het geval was met zelfs op de graspercelen stukken die plasdras stonden. Het heeft (veel te) lang geduurd voordat het weer zover was, maar nu is dit gebiedje weer in zijn oude glorie hersteld zo lijkt het erop. Ook een 5-tal nieuw gegraven plasjes in Hoog Bilwijk lagen er goed bij. De (winter)grondwaterstand (er is in dit deel geen hoogwaterpeil) was flink opgebold waardoor aangrenzende moerasvegetaties er lekker nat bij lagen. Door de vegetatiegroei is het gebied nu niet meer geschikt voor pioniervogels als kleine plevier, maar wie weet heeft de watersnip volgend jaar wel belangstelling om hier te gaan broeden. Maar dan moet het niet al te druk worden met mensen en (loslopende) honden zoals nu het geval is. Tijdens mijn bezoek was het druk met grote canadaganzen en grauwe ganzen. Er zaten maar liefst 135 grote Canadezen, een aantal wat ik in polders bij de Reeuwijkse Plassen nog niet ben tegengekomen.
Bord met informatie over de aanleg van het natuurgebied Bilwijk in de Krimpenerwaard nabij Haastrecht.
De uitvoering ervan heeft plaatsgevonden in het midden/eind van 2008.
De Bergambachtse boezem zuidelijk van Haastrecht zoals ik hem graag zie in de wintermaanden, plasdras staand.
Foto: 6 december 2009.
Plasdras in het reservaatsdeel Hoog Bilwijk op 6 december 2009.
Polder Hoog Bilwijk, een deel van de 135 grote canadese ganzen en 79 grauwe ganzen aanwezig op 6 december 2009.
Er vlogen ook nog ca. 40 kleine zwanen over maar die landden verder weg in het oostdeel van de polder Vlist-Westzijde.
Voormalige windwatermolens in de polder Bergambacht
De polder Bergambacht in de Krimpenerwaard, waar de Bergambachtse lage boezem onderdeel van uitmaakte, kreeg omstreeks 1470 de eerste windbemaling. De molens maalden toen nog uit op de Lek. Maar al snel stapte men over naar het afmalen op de Hollandse Yssel vanaf Hoog- en Laag Bilwijk in de polder Beneden Haastrecht via de Bergambachtse lage boezem, aangelegd in 1473. Een aantal eeuwen stonden er bij de voormalige Bergambachtse lage boezem bij Bilwijk drie watermolens. Twee benedenmolens, en een bovenmolen. Ze stonden bekend als de Haastrechtse molens. Ze maalden uit op de Hollandse Yssel en alle drie waren het schepradmolens.
Topografische kaart van omstreeks 1850. Op de kaart zijn te onderscheiden de in 1341 gegraven Bergvliet lopend vanaf
de Hollandsche Yssel naar de zuidkant van de polder Westzijde met een verbinding naar het riviertje De Vlist, waar
waterwipmolen de Bachtenaar op afmaalde. De Bergambachtse Boezem lag in Hoog en Laag Bilwijk met in het midden
de Bergvliet. Iets ten noorden van deze boezem stonden drie watermolens die uiteindelijk via een getrapt systeem
het water richting Hollandsche Yssel voerden alwaar het via een klepduiker op de rivier geloosd werd bij laag water.
Aan de West Vlisterdijk staat de waterwipmolen de Bachtenaar, waarschijnlijk gebouwd in 1714. De allereerste molen op deze plaats stond er al aan het eind van de 15e eeuw. De watergang, omstreeks 1300 gegraven tussen de Bergvliet,
de watermolen en het riviertje de Vlist heette Bachtenaar.
Functie van de boezem en de Molen van Hol
De restanten van een van die drie watermolens staat als afgeknotte waterwipmolen aan de Bilwijkerweg / begin van de Schenkelkade, tussen de dorpen Haastrecht en Stolwijk. In Haastrecht staat deze molen bekend als de molen van Hol. De wipmolen dateert van het begin van de 17e eeuw. Het is een overblijfsel van de serie Haastrechtse molens, behorende tot de polder Bergambacht. Deze molens zorgden voor het afwateren op de Hollandsche IJssel. Ooit stonden er drie watermolens vlak bij elkaar. Reeds in 1473 werd door de toenmalige polder Bergambacht een stukje polder aangekocht, in de polder Bilwijk, ter grootte van 23 morgens, ongeveer 20 hectare.
Dit gebied werd ingericht als boezem ('de Bergambachtse lage boezem'). Speciaal hiervoor verplaatste men twee watermolens van de Lek naar de Bergvliet, zodat er kon worden afgewaterd op de Hollandsche IJssel. De Bergvliet werd gegraven in 1341 en verdeelde de Polder Bilwijk in twee delen: Hoog-Bilwijk en Laag-Bilwijk. De Bergambachtse boezem had een functie als tijdelijke waterberging; bij voldoende laag peil op de Hollandsche Yssel werd het water via een heul met klepduiker geloosd op de rivier. In het midden van de 17e eeuw werd besloten tot de bouw van een derde molen, zodat de bemaling trapsgewijs kon plaatsvinden. Ditmaal werd gekozen voor een achtkante molen, en deze werd geplaatst noordelijk van de al bestaande wipwatermolens. In 1878 stopte men met windbemaling. Toen nam een stoomgemaal wat direct op de Hollandsche Yssel loosde deze taak over. Het gemaal is rond 1926 verbouwd tot woonhuis nu Alette genaamd.
Via dit punt werd het bezwaarwater vanuit de Bergambachtse boezem op de Hollandsche IJssel geloosd. Een klepduiker
ging bij eb open en loosde het water op de rivier Op de achtergrond staat een woonhuis Aletta geheten. Het is het vroegere stoomgemaal, nu woonhuis. Op de foto ook nog te zien een boenhok behorend bij de boerderij van de foto hieronder.
Boerderij Avondrust met de wintervoorraad voor de koeien in een 3-tal kuilhopen.
Van de molen van Hol is bekend dat de wieken aan het eind van de 19e eeuw zijn verwijderd en in 1914 het bovenhuis. De molenstomp stond jarenlang bekend onder de naam 'de molen van Hol'. Van de 2e wipwatermolen is eveneens het bovenhuis ontdaan, en heeft wellicht ook nog enige tijd dienst gedaan als woning, maar bestaat niet meer. De achtkanter werd geheel gesloopt; men heeft zelfs de fundamenten ervan verwijderd. De molen van Hol heeft zijn naam te danken aan de molenaarsfamilie Hol. Jarenlang heeft deze familie de waterwipmolens bewoond. Ze waren molenaar en runden daarnaast een kleinschalig boerenbedrijfje. Ik heb in de 70er jaren van de vorige eeuw boer Hol diverse keren in het voorjaar bezocht als ik de boezem ging inventariseren op broedvogels en planten. Hol was een boer met gevoel voor natuur. Als ik na mijn veldbezoek dan weer langs ging en vertelde dat er zo'n 25-30 gruttopaartjes in de boezem nestelden dan deed dat het hem zichtbaar plezier.
Overblijfsel van een van de drie watermolens die in de (voormalige) Bergambachtse boezem hebben gestaan. Deze molenstomp wordt ook nu nog steeds bewoond. De voormalige boezem staat in de streek bekend bekend als de boezem van Hol, een vroegere bewoner van deze molenstomp die ook een deel van de boezem in agrarisch beheer had.
Veranderend eigendom voormalige boezems
Nadat de verschillende boezems hun functie verloren hadden zijn de gronden nog lang in eigendom gebleven van Waterschappen. Men verhuurde het land jaarlijks aan boeren, die exploiteerden het voornamelijk als onbemest hooiland. De boezempercelen werden steeds wisselend verhuurd. De boeren die van het Waterschap huurden zagen er geen voordeel in om de boezempercelen te bemesten, want het risico was er dat als je het boezemland bemestte je dit alleen maar voor een ander deed, die er het volgend jaar van profiteerde als hij het land huurde. In de wintermaanden waren de percelen aan de soppige kant want in dat tijdsbestek deed men niet erg veel moeite om de (grasland)percelen droog te houden. Vanwege het centraliseren tot grotere Waterschapsorganisaties werden de meeste lokale Waterschappen opgeheven. De gronden van de voormalige boezems werden verkocht aan boeren. Die gingen het boezemland intensiever gebruiken en vanaf dat moment ging het bergafwaarts met de natuurwaarden waar de boezems eertijds zo bekend om stonden. De Overheid heeft later diverse boezems aangekocht als natuurreservaat en Natuurbeschermingsorganisaties als Staatsbosbeheer en de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap (ZHL) trachten nu de oorspronkelijke natuurkwaliteiten via aangepast beheer weer terug te krijgen. Voorbeelden daar van zijn o.a. de voormalige Benschopper Boezem in de Lopikerwaard, de voormalige Steinse Boezem en de voormalige Boezem van de polder Groot Hekendorp.
2009 weidevogels in de voormalige Bergambachtse Boezem
Ik heb in het voorjaar van 2009 verschillende bezoeken gebracht aan het nieuw ontstane reservaatgebied langs de Bilwijker weg. De voormalige boezem is mooi te overzien vanaf de weg en vanachter het geplaatste vogelkijkscherm. Het reservaatdeel Hoog Bilwijk is prima te bezoeken omdat het vrij toegankelijk is op een aangelegd pad. Verheugd was ik met name over het aantal grutto's dat mij alarmerend begeleidde op mijn rondscharrelen langs het reservaat. Een aantal wat ik op tenminste 15-20 paartjes schatte, waarvan het grootste deel in de Bergambachtse boezem zat. Verder ook 5-6 paartjes tureluurs. Deze lieten ook duidelijk horen dat ze mijn aanwezigheid niet op prijs stelden. Twee paartjes kleine plevieren hebben in Hoog Bilwijk gebroed in de buurt van nieuw gegraven plasjes. Ze alarmeerden luidkeels toen ik mij te dicht in de buurt van hun jongen begaf. Er hebben ook enkele paartjes kuifeenden, bergeenden en slobeenden in het reservaat gebroed. Broedvogels die ik wel miste t.o.v. vroeger waren zomertaling ( broedde vroeger met minstens 5 paartjes in de boezem), graspieper en veldleeuwerik. Vooral de twee laatste genoemde soorten doen het slecht in het Groene Hart van West-Nederland. Gevreesd moet worden dat we ze binnen niet al te lange termijn in deze omgeving helemaal kwijt gaan raken als broedvogel.
Minimaal 15-20 paartjes grutto's hebben in het voorjaar van 2009 gebroed in en rond de voormalige Bergambachtse
boezem van Bilwijk
Overzicht van de voormalige Bergambachtse Boezem in Laag Bilwijk zuidelijk van Haastrecht. Op de voorgrond een veldzuring(rijk) perceel. Iets verder naar achteren een perceel met nogal wat pitrus. Genoemde plantensoorten duiden op een wat extensiever gebruik van de gronden. De percelen zijn inmiddels in eigendom en beheer bij de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap (ZHL).
De percelen worden beheerd als (matig bemest) hooiland. Dat heeft een flink aantal paartjes weidevogels inmiddels ook in de gaten gekregen.
Gruttoman alarmerend op een geknotte wilg in Laag Bilwijk.
Vanuit de Bergambachtse boezem Laag-Hoog Bilwijk is de laatst overgebleven watermolen (nr 6) van de voormalige Hooge Boezem bij Haastrecht goed te zien.
Nog een beeld van verlaagd grasland met open water en vochtige oevers. Op de achtergrond Haastrecht . Een op mij afstormende tureluur laat mij luid roepend horen geen waardering te hebben voor mijn bezoek aan zijn broedterritorium.
Alarmerende tureluur boven mijn hoofd vliegend.
Paartje kleine plevieren. Er hebben ten minste twee paartjes gebroed bij de plasjes in de polder Vlist-Westzijde. Er zijn ook jongen gezien (en gefotografeerd).
Ten zuiden van de Bilwijkerweg in de polder Vlist-Westzijde aangrenzend aan de voormalige Bergambachtse boezem heeft men natuurontwikkeling uitgevoerd. Op de achtergrond het dorp Haastrecht. In opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn delen van grasland verlaagd waardoor er open water en natte oevers zijn ontstaan. Het omringende wat hoger gelegen grasland wordt pas na 15 juni gemaaid zodat het aantrekkelijk wordt als broedplaats voor weidevogels. In het voorjaar van 2009 hebben er al verschillende weidevogelsoorten in behoorlijke aantallen gebroed. Ook de kleine plevier heeft er gebroed met minstens 2 paartjes. Ik verwacht, dat dit het eerste en tegelijkertijd het laatste jaar zal zijn dat kleine plevieren hier gebroed hebben. Kleine plevieren zijn echter pioniersoorten die opduiken in nieuw gemaakte gebieden maar er ook weer zo net zo snel verdwijnen als het gebied dichtgroeit met vegetatie.
Jong klein pleviertje, nog maar een paar dagen oud, zich schuil houdend tussen opdrogende en inscheurende bagger.
Kleine plevier druk heen en weer lopend om de aandacht af te leiden van de jongen die in de buurt zitten.
Er hebben in het voorjaar van 2008 minstens een of misschien wel twee paartjes kuifeenden in de omgeving van de plasjes gebroed.
De Schenkelkade
Noordelijk van de Bergambachtse boezem loopt de Schenkelkade in westelijke richting. Daar aan het begin van de kade stond een Amerikaans type watermolen, maar die is al in mijn jeugdjaren gesloopt herinner ik mij nog. Toen hij nog werkte hebben we hem wel beklommen. We deden dat op het moment als er geen risico was omdat Hol in de buurt was. De kade was in mijn jeugd begroeid met een ruige vegetatie met langs de slootkanten elzen en knotwilgen. Op de kade heerste rust, er kwamen maar weinig mensen. Het was voor mij en mijn vrienden een mysterieuze wereld. Vooral de eendenkooi van kooiker Berkouwer met het stenen kooihuisje stond op ons verlanglijstje om er eens rond te struinen. Het was een eigen wereld verborgen achter een lint van rietschermen. Maar vanwege de reputatie van de kooiker dorsten we het toch niet te wagen de kooi in te gaan. De kade was broedplaats van ransuil, bosuil en torenvalk. Ieder voorjaar vonden we er wel een paar nesten van. Heel bijzonder voor ons was het in die periode aantreffen van een buizerdnest. Toen broedden er maar heel weinig buizerds in West-Nederland. Dat is nu wel anders.