Weidevogels in het Groene Hart rond Gouda/Reeuwijk


Voorjaar 2015      Broedvogelonderzoek in en rond Reeuwijk            
Matig weidevogelseizoen, droog en koud, verhoogde predatie en weinig insecten


Weidevogelontwikkelingen en broedresultaten voorjaar 2015

In het voorjaar van 2015 werden grote delen van het agrarische graslandareaal in het Groene Hart van West-Nederland aan de vroege kant (zo omstreeks 15 mei) gemaaid. Ongunstig voor eieren en kuikens van weidevogels. Maar er leek meer aan de hand te zijn. Dat viel op bij weidevogelonderzoek in Reeuwijkse reservaten. Er was sprake van verhoogde predatie. Verder had het ook te maken met het voedselaanbod van kuikens van weidevogelsoorten als grutto en scholekster. Als gevolg van het droge en vrij koude voorjaar ontbrak er een piek aan insecten in de weken dat gruttokuikens  opgroeiden en ook scholeksters hadden moeite met het voeden van de kuikens omdat wormen en ander voedsel diep in de bodem zaten. Onderstaand een verslag.


BROEDVOGELONDERZOEK 2015 RESERVATEN STAATSBOSBEHEER REEUWIJK



Het bij de Reeuwijkse Plassen gelegen reservaatgebied van Staatsbosbeheer wordt periodiek onderzocht op de flora/fauna met als doel om de ecologische ontwikkelingen te volgen. De aantalsontwikkelingen worden aan de hand van de verzamelde monitoringgegevens nauwlettend gevolgd en indien nodig worden de beheersactiviteiten aangepast om er voor te zorgen dat de bestaande natuurkwaliteiten minimaal behouden en indien nodig versterkt  kunnen worden.

De telgegevens van grutto, scholekster en tureluur voorjaar 2015.

In het voorjaar van 2015 is vrijwel het volledige SBB-reservaat in Reeuwijk door Freek Mayenburg en Nico de Bruin(SBB) gekarteerd op broedvogels dan wel op weidevogels via de territorium methode van het SOVON. Ook het SBB-reservaat de Benschopper Boezem, gelegen zuidelijk van de Hollandse Yssel in de Lopikerwaard is gekarteerd. In totaal is dat een oppervlakte van ruim 550 hectare. De telgegevens van de vier telronden uitgevoerd in april, mei en juni zijn voor de belangrijkste  weidevogelsoorten op een rijtje gezet n.l. grutto, tureluur, scholekster, kievit en slobeend. Zomertaling, zwarte stern, veldleeuwerik en graspieper zijn geen broedvogel meer of uiterst zeldzaam zoals de zomertaling (1-2 territoria in polder Oukoop).            


Deelgebieden                                                    Grutto            Tureluur            Scholekster          Kievit                 Slobeend
Stein Noord                                                          38-40                 16                       16-18                      60-66                     12-16
Lang Roggebroek                                                    3-4                  1-2                         1-2                         3-4                           0-1
Oukoop                                                                  21-25              10-12                    11-12                      29-32                     12-15
Oukoop Noord                                                         0-1                     0                            0                            1-2                            2
Sluipwijk                                                                  19-21                6-7                       10-11                      23-26                       4-5
Ruigeweide                                                               4-5                   3-4                        1-2                          12-14                      2-4
Weypoort                                                                  5-6                    0                           2-3                          10-11                        0
Benschopper Boezem/Hoonaard                       16-18                6-8                         4-5                          19-21                         2      
Totaal                                                                    106-120           42-49                    45-52                       157-176                  34-45

De 1e en 2e telronde gericht op het vaststellen van broedterritoria werden uitgevoerd in de 2e en 4e week van april. De 3e (alarm)telronde werd uitgevoerd tussen 15 en 21 mei 2015. Volgens de SOVON-methode zou de 4e (alarm)telronde uitgevoerd moeten worden vanaf 10 juni. Maar aan het eind van mei kreeg ik tijdens mijn vrijwel dagelijkse veldbezoeken in de gaten dat er iets vreemd aan de hand was bij de grutto's. Het aantal alarmerende paren was toen sterk verminderd, terwijl ze normaal gesproken nog steeds alarmerend aanwezig hadden moeten zijn. Hetzelfde was ook het geval in de Donkse Laagten in de Alblasserwaard vernam ik (via de boswachter) van het SOVON die dit reservaat heeft gekarteerd.


Eind mei 2015: Opvallend veel gruttoparen al vroeg vertrokken uit de Reeuwijkse reservaatgebieden.             

De in Spanje (Extremadura Sancta Maria)  geringde grutto heeft ook dit jaar weer in de polder Stein gebroed.
Alarmeerde in de 3e week van mei  in precies hetzelfde perceel als waar in 2014 een van de kuikens vliegvlug 
is geworden. Of dat dit jaar ook het geval was is onzeker. De vogel werd na die week niet meer 
alarmerend aangetroffen.


Alarmtellingen grutto's voorjaar 2015

Alarmtellingen in het midden van mei 2015 in de Reeuwijkse reservaten lieten nog verheugende aantallen gruttoparen zien die alarmeerden ten teken dat er kuikens moesten rondlopen. Zo'n 85 paren van de 106-120 vastgestelde gruttoparen alarmeerden toen. Wat opviel was dat er verschillende gruttoparen nog maar kleine kuikens bij zich hadden. Er was soms per deelgebied wel wat uitval van paren t.o.v. van een eerdere telronde maar dat is normaal want natuurlijk treedt er verlies op als gevolg van predatie, verstoring en andere oorzaken. Maar aan het eind van mei - begin Juni viel op dat er nog maar erg weinig alarmerende grutto's werden aangetroffen. Dat waren nog maar een kleine 20 paren. Het was voor mij op dat moment tamelijk onduidelijk wat daar de oorzaak van was omdat dit gebeuren nogal afwijkend was t.o.v. voorgaande jaren.


Alarmerende gruttoman.


Gruttopopulatieontwikkeling Nederland

Nog rond 1970 bedroeg de Nederlandse broedpopulatie van de grutto ongeveer 100.000 paar. Dat is inmiddels gezakt naar ongeveer 35.000 paar. Om deze broedpopulatie minimaal op peil te houden is het nodig dat de ouders jaarlijks 0,8 jong vliegvlug weten te krijgen heeft onderzoek aangetoond. Dat betekent dat er jaarlijks minimaal 4000 gruttokuikens vliegvlug moeten worden. Dat aantal is de laatste 10 jaar niet tot nauwelijks gehaald wat betekent dat de kans groot is dat de populatie alleen maar verder zal dalen.


Broedcyclus grutto

Als we de broedcyclus van de grutto eens goed analyseren dan zien we dat de gemiddelde datum waarop grutto's gaan broeden zo ongeveer tussen 10 en 15 april ligt. Er zijn natuurlijk grutto's die vroeger en later beginnen met broeden maar ik ga uit van de gemiddelde datum waarop het broeden van de vier eieren begint. De broedtijd duurt 23 dagen en de kuikens doen er ongeveer 28 tot 30 dagen over voor ze vliegvlug zijn. Grutto's die hun legsel verliezen nestelen wel opnieuw maar dat zijn er maar weinig wat bij de kievit en scholekster wel gebeurd. En na 29 mei, een gemiddelde datum die wetenschappelijk door onderzoek is vastgesteld, beginnen ze er helemaal niet meer aan op wat uitzonderingen na. Dat brengt me terug naar de alarmtelling  eind mei/begin juni toen er amper nog alarmerende grutto's meer werden geteld. 

Als ik uitga van 12 april als gemiddelde startdatum van het begin van het broeden van de grutto en tel er 23 dagen broedtijd bij dan kom ik uit op 5 mei dat de kuikens uit zijn. Daar komen dan nog ongeveer 30-35 dagen bij voordat de kuikens vliegvlug zijn en dat zou dan ongeveer 4-9 juni moeten zijn. In voorgaande jaren werden er tijdens alarmtellingen tussen 7 en 14 juni nog steeds flinke aantallen alarmerende gruttoparen aangetroffen met kuikens. Dit jaar was eind mei het grootste deel van de grutto's (met of zonder vliegvlugge kuikens) al vertrokken uit de gekarteerde reservaatgebieden bij Reeuwijk. Ook in andere reservaatgebieden van Staatsbosbeheer zoals de Donkse Laagten in de Alblasserwaard werd dit het geconstateerd. Wel waren er hier en daar uitzonderingen. Begin juni werden nog verschillende grutto-ouders gezien met bij zich kuikens die tegen- of al vliegvlug waren zoals bij de Benschopper Boezem en het polderdeel Negenviertel in de polder Oukoop. Maar begin juni was het grootste deel van de grutto's al uit de verschillende reservaatdelen vertrokken. 


REFERENTIE:
Het ophalen van een jeugdherinnering. ZOEMENDE INSECTENWERELD.

Wat was het een genot. Als we in onze jeugdjaren in de lange zomervakantie uitgevist waren in de visrijke polder Stein lekker luieren in in hooilanden noordelijk van de spoorlijn in de Steinpolder. De meeste (toen nog extensief gebruikte agrarische) hooilanden vol met geurende bloemen. Nu reservaat dus. In die hooilanden waren toen nog opvallend algemeen margrieten, wilde kievitsbloemen, verschillende soorten boterbloemen, pinksterbloemen, knoopkruid en in de slootkanten veel dotterbloemen maar ook planten van schraallanden zoals kleine valeriaan, kleine zeggensoorten als de blauwe- en sterzegge, moerasviooltje en zelfs zo hier en daar de spaanse ruiter en moeraskartelblad. Er kwamen nog veel meer plantensoorten voor maar van de meeste kende ik pas veel later de precieze benaming. De graslanden werden toen wel bemest maar gebeurde maar zo af en toe. Dat werd gedaan met ruige stalmest. Als er onvoldoende mest beschikbaar was sloeg men het een of soms meerdere jaren over.

Liggend tussen de hoge vegetatie zo omstreeks half/eind juni, de hooilanden nog steeds niet gemaaid. Met een grasspriet tussen de tanden luisterend naar de vele zingende veldleeuweriken hoog boven ons in de lucht. Soms probeerde ik samen met mijn vrienden om ze te tellen. We konden op een moment zo maar een 15-tal exemplaren onderscheiden en soms waren het er zelfs nog meer. Boven de bloemrijke hooilanden vlogen  zwermen zwarte sterns van de in de polder aanwezige kolonies op zoek naar insecten. Het gezoem van de massaal voorkomende insecten rondom ons klonk als muziek in de oren. Alleen bij warm windstil weer als er onweer dreigde waren er vervelende insectensoorten bij zoals dazen die je bloed wilden drinken. Dat is het beeld wat ik me herinner als kind uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Daar is nog maar weinig van over.


De huidige situatie: steeds minder insecten en de oorzaken er van.

Het massale zoemen van insecten hoor je nauwelijks meer, dat geldt zowel voor het Reeuwijkse reservaatgebied als de agrarische graslanden. Hier en daar zijn nog bloemrijke graslanden aanwezig, meestal in de vorm van natuurgebieden waar laat gemaaid wordt. Daar zie je nog behoorlijke aantallen insecten die bloemen bezoeken op zoek naar nectar. Toch lijkt ook daar de insectenwereld afnemend te zijn. 

Op agrarische graslanden zijn insecten dramatisch afgenomen. Zelfs de strontvlieg lijkt af te nemen terwijl deze insectensoort niet zo lang geleden nog massaal voorkwam op verse koeienvlaaien en in ruige stalmest. Strontvliegen zijn belangrijk als voedselbron voor kuikens van weidevogels en in het bijzonder jonge grutto's. Het voorkomen van strontvliegen hangt nauw samen met de manier van bemesten. Als grasland bemest wordt met ruige stalmest floreren de strontvliegen. Vrijwel al het agrarische grasland wordt tegenwoordig bemest via de injectiemethode waarbij de vloeibare mest ondergronds wordt aangebracht. Dat heeft voor de insectenwereld grote gevolgen waarover later meer. Melkkoeien worden steeds meer binnen gehouden en ook dat heeft gevolgen voor de insectenwereld waar juist jonge weidevogels als grutto's weer afhankelijk van zijn.

Ook het omstreden 'bijengif',(neonicotinoïden), dat in de landbouw wordt gebruikt en uiterst schadelijk is voor de natuur, blijkt dodelijk te zijn voor insecten als vlinders, hommels en zweefvliegen, zelfs als het in zeer lage doses wordt gebruikt. Waarschijnlijk heeft dat ook negatieve effecten voor de weidevogels. Mogelijk wordt het gebruik ervan binnenkort verboden. 

Langdurig onderzoek naar de insectenwereld (soorten en aantallen)  in een paar Duitse natuurgebieden toonde aan dat zelfs in deze beschermde gebieden 75% van de insectenwereld was verdwenen.


Problemen in het voorjaar van 2015 zowel in reservaten als agrarisch grasland
Minder goed broedseizoen voor grutto's door koud weer, erg droog met (te) weinig insecten.

Kruipende boterbloemen (ranunculus repens) met op de bloemen een flink aantal nectarzoekende insecten. 
Deze graslandplant staat bij boeren bekend als een hardnekkig onkruid. Net als de meeste boterbloemen is de kruipende boterbloem licht giftig. Het vee graast er omheen en dat gaat ten koste van productiegrassen. 
Daarom worden boterbloemen chemisch bestreden.


Paardenbloemen (Taraxacum officinale) met op de bloemen een flink aantal nectarzoekende insecten. Ook deze plantensoort is ongewenst. Maar het zijn volhouders. In sommige jaren zie je zo maar weer graslanden vol met paardenbloemen.


Strontvliegen op een kluit stalmest.


Voedselprobleem voor de kuikens van weidevogels in 2015 in het Reeuwijkse.

Het voorjaar van 2015 kenmerkte zich qua weersomstandigheden door vrij lage temperaturen en maar weinig regenval. Dat heeft in dat voorjaar grote gevolgen gehad voor de opgroei van weidevogelkuikens hetgeen te maken had met een minder voedselaanbod in de vorm van insecten. Dat er steeds minder insecten aanwezig zijn op zowel agrarisch grasland als grasland in de reservaatsfeer is inmiddels duidelijk. Maar in het het voorjaar van 2015 was de situatie slecht, hetgeen te maken had met de eerder beschreven  weersomstandigheden. En daarnaast lijkt de predatie van kuikens hoger geweest dan normaal.

Zoals beschreven in het REFERENTIE-verhaal, het massale gezoem van insecten zoals vroeger in bloemrijke graslanden hoor je steeds minder. Dat is niet alleen merkbaar in het Reeuwijkse reservaatgebied maar nog veel meer in het agrarische gebied.                       


Een beeld van het reservaat polder Stein. Links en uiterst rechts hooilanden met een bruine gloed die aangeeft 
dat het gaat om het veldzuringtype. De twee percelen in het middeldeel worden permanent beweid met een paar pinken. 
Langs een oever groeien massaal oeverplanten waaronder veel gele lis. De twee percelen die extensief worden beweid 
dienen als kuikenland voor jonge weidevogels waaronder dus grutto's. Bij gevaar kunnen de kuikens dekking zoeken in
het hooiland. De mix van bloemrijk  hooiland en extensieve standweide moet er voor zorgen dat er geschikte broedplaats en voldoende voedsel voor weidevogels aanwezig is.


Veel agrarische graslanden ontwikkelen zich steeds meer tot groene biljartlakens waar het aantal grassoorten zich beperkt tot een paar soorten zoals veldbeemgras, Engels- en Italiaans raaigras, grassoorten die een hoog eiwitgehalte hebben dus voor boeren (en zomerganzen)  interessant zijn. Steeds meer koeien worden het hele jaar op stal gehouden ondanks de reclamecampagne op TV van melkfabrieken zoals Campina om de koeien in de wei te houden. Een groot deel van het grasland wordt al eind april-begin mei gemaaid door loonwerkers die in staat zijn met hun turbo-tractoren het totale graslandareaal van boerenbedrijven in een of twee dagen te maaien en af te ruimen. Veel koeien blijven tot na de 1e snede op stal of zelfs het hele jaar. Insectenetende vogels als veldleeuwerik en graspieper zijn inmiddels uit een groot deel van de Nederlandse graslanden verdwenen. Een andere (weide)vogelsoort lijkt dezelfde weg op te gaan n.l. de grutto. Gruttokuikens zijn voor hun groei afhankelijk van insecten. Die pikken ze zijn uit het lange gras. Om de kuikens betere overlevingskansen te bieden heeft men zelfs kuikenland ingesteld. Boeren krijgen zelfs subsidiegeld als ze hun grasland beschikbaar stellen als kuikenland. Daarvoor moeten ze de maaidatum dan wel een tijdje uitstellen zodat het grasland geschikt is als kuikenland. Maar dan moeten er wel voldoende insecten aanwezig zijn op dat beoogde kuikenland. En daar zit hem dus de bottleneck. Dat was dus ook het geval in het voorjaar van 2015.

Waarom er in de Oer-Hollandse agrarische graslanden steeds minder insecten voorkomen heeft meerdere oorzaken. Allereerst het injecteren van mest in de bodem welke wettelijk is voorgeschreven. Uit veldobservaties blijkt dat bij en door het injecteren een deel van de bodemfauna vrijwel direct wordt opgevreten door meeuwachtigen. Door het inbrengen in de bodem van drijfmest vluchten veel bodemdieren waaronder dus ook wormen, aaltjes en andere bodemdieren naar de oppervlakte en daar worden ze vervolgens opgepeuzeld door een grote schare aan meeuwachtigen en kraaien. Verder blijkt uit onderzoek dat de biomassa aan bodemdieren bij jaarlijks injecteren van drijfmest afneemt. Een aantal soorten van de in de bodem levende insecten nemen af in gewicht. Gruttokuikens (en ook andere weidevogelsoorten) moeten veel meer pikbewegingen maken om aan dezelfde hoeveel voedsel te komen die noodzakelijk is voor een goede groei.