Krimpenerwaard
Ontginning
In de vroege middeleeuwen bestond de latere Krimpenerwaard uit een onbewoonde en vrijwel ontoegankelijke moerassige wildernis. De eerste fase van de Agrarische ontginningsgeschiedenis van de Krimpenerwaard begint in de 11e en het begin van de 12e eeuw. In die periode gingen kolonisten de gebieden langs de rivieren Lek, Hollandsche IJssel en Vlist ontginnen en bewonen. Hier was de ondergrond door kleiafzettingen steviger dan het centrale deel van deze waard. De oeverwallen langs deze rivieren vormden de basis voor de ontginning en bewoning van de randgebieden. De oudste bewoning van de Krimpenerwaard vinden we dan ook langs de oevers van de rivieren. Vanaf de 11e eeuw werden langs de rivieren Lek, Hollandsche IJssel en Vlist dijken aangelegd, zodat de ontginning van het veengebied een hoge vlucht kon nemen.
Het specifieke beeld in de huidige Krimpenerwaard. Koeien in de wei, graslanden, veel sloten en hoogspanningsmasten.
Weidevogelontwikkeling Krimpenerwaard
De Krimpenerwaard, omgeven door de rivieren Lek, Hollandsche IJssel en Vlist, maakt deel uit van het Groene Hart van Holland. De oppervlakte van de Krimpenerwaard is zo'n 13.500 hectare. Er vindt voornamelijk veeteelt plaats.
Zo rond 1960 had je nog het systeem van ouderwetse ruilverkavelingen, waarbij agrarische gebieden optimaal werden (her)ingericht ter stimulering van de landbouw. In die tijd was er nog maar weinig oog voor agrarische natuur en werd er nauwelijks grond gereserveerd voor natuur- en recreatiegebied. Vanaf 1970 ging dat wel gebeuren en kreeg de term ruilverkaveling een nieuw jasje Herinrichting genaamd. Vanaf dat moment werd een bepaald percentage van het te herinrichten gebied als natuur- en recreatiegebied ingericht en overgedragen aan een natuurbeschermingsorganisatie. Zo ging het dus ook in de Krimpenerwaard.
Kartering broedvogels Krimpenerwaard (specifiek weidevogels)
Om te weten te komen welke poldergebieden de belangrijkst avifaunistische natuurwaarden bezaten zijn verschillende weidevogelkarteringen uitgevoerd in de periode 1976 t/m 1988. Uitgevoerd door Rinus den Breejen, (medewerker Stichting Het Zuid-Hollands Landschap), Freek Mayenburg (medewerker Staatsbosbeheer), en met de hulp van enkele leden van de Natuur- en Vogelwacht Krimpenerwaard. De resultaten van dit onderzoek zijn in belangrijke mate gebruikt bij de aanwijzing van natuur- en recreatiegebieden in de Krimpenerwaard.
Aantal broedterritoria weidevogels totale Krimpenerwaard rond 1978.
Grutto 875
Kievit 300
Scholekster 110
Tureluur 80
Slobeend 625
Zomertaling 140
Zwarte stern 120
Van die rijke weidevogelstand in de Krimpenerwaard in de 70er jaren van de vorige eeuw is niet veel meer over. Dat geldt met name voor de soorten grutto, slobeend en zomertaling welke fors in aantal zijn gedaald. Een flink deel van de weidevogels broedt nu in gebieden in de reservaatsfeer. Daar wordt een hoger waterpeil gehanteerd, laat gemaaid en vrij extensief gemest. Het reservaatgebied Nessepolder, Wellepoort en Berkenwoudse polder is er een mooi voorbeeld van dat als de terreincondities worden verbeterd en een goed beheer wordt gevoerd er goede mogelijkheden zijn voor een goed weidevogelbroedbestand en de planten- en insectenwereld .
In 2018 is het bovengenoemde gebied op weidevogels gekarteerd. Het resultaat was 60 paar grutto's, 120 paar kieviten, 30 paar scholeksters en 35 paar tureluurs.
Fotoalbum: Krimpenerwaard:
Berkenwoudse Driehoek
Nessepolder/Berkenwoude-Wellepoort
In genoemde polderdelen zijn onder andere natuurvriendelijke oevers aangelegd en dammen, duikers, stuwen en bruggen aangebracht. Op sommige percelen is de fosfaatrijke toplaag van de bodem afgeplagd. Ook kwam er een vogelkijkscherm, picknicktafels en een wandelpad.
Kaart Krimpenerwaard. De ingekleurde delen betreffen gebieden die of al reservaat zijn of in voorbereiding om het te worden.
Meer hierover lezen? Klik op de link: Het plan - Veenweiden Krimpenerwaard