Over bosuilen, uilskuikens vanuit een jeugdherinnering


De bosuil op onderstaande foto's zat (een paar jaar geleden) zich lekker in het zonnetje te koesteren. In de opening van een holte in een oude boom, waarin misschien wel zijn nest aanwezig was. De uil had de gewoonte om vroeg in de ochtend in de opening van de holte te gaan zitten om zich te laten opwarmen door de opkomende zon. Scheen de zon niet dan bleef de uil meestal binnen in het hol. Als de zon gedraaid was, zodat die niet meer op de holte scheen dan verdween de uil ook weer naar binnen.


Deze bosuil huist in de holte van een oude loofboom(kastanje), misschien nestelt hij er ook wel in.

 


Het volgende verhaal gaat over bosuilen in mijn jeugd. Bij de meeste  boerderijen  langs de Steinse dijk tussen Haastrecht en Hekendorp ten noorden van de Hollandsche Ijssel  stonden vroeger veel meer oude knotwilgen dan nu het geval is. Jammer genoeg zijn de meeste verdwenen of ze zijn vervangen door jonge exemplaren, die nauwelijks broedplaats bieden aan vogels waaronder dus bosuilen.  Zo'n 40-50 jaar geleden broedden in die oude knotwilgen diverse bosuilen, veel meer dan nu nog het geval is. Ze broedden vooral in hele oude dikke knotwilgen, waarin holten zaten. Uitgehold door hun extreme ouderdom en daardoor geschikt als broedplaats voor bosuilen, wilde eenden, holenduiven, ringmussen  en gekraagde roodstaarten. In het vroege voorjaar was het iedere  keer weer een uitdaging om de in de buurt van boerderijen staande knotwilgen af te lopen en te controleren of er een bosuil in broedde. 

De knot(populier) met een mooie holte ca. 70 cm diep,
prima geschikt als nestgelegenheid voor een bosuil.


Bij een holle knotwilg klopte je dan zachtjes op de stam, en soms reageerde een bosuil daarop door uit de knotwilg te vliegen. Of je klom in de knotwilg om in de holle stam te kijken. Dat was wel een beetje link want als er een bosuil in zat liep je het risico dat je werd aangevallen of dat de uil tegen je gezicht aanvloog. Sommige bosuilen trokken zich niets van je aan en bleven gewoon doorbroeden. Maar de meeste bosuilen, die er wel uit wegvlogen verdwenen of gingen in de buurt in een boom zitten. Als er jongen in het nest zaten, waren de bosuilen wel een stuk agressiever. Ik herinner me nog dat een knotwilg, waar jaarlijks een bosuil in broedde, een kijkgaatje had in het midden van de stam. Je kon de bosuil dan mooi op zijn (of haar) nest zien zitten. Daarbij bleef je uiteraard wel op gepaste afstand van de stam met je gezicht. Eric Hoskin, een Engelse ornitholoog en beroemde vogelfotograaf uit het midden van de 20e eeuw, was ooit zo roekeloos om zijn oog vlak voor een knotwilgengaatje van een bosuilennest te houden. Het gevolg was dat hij daardoor een oog  kwijtraakte omdat de bosuil met zijn klauwige poot liet merken het niet op prijs te stellen dat er in het nest werd geloerd.

 


Veel bosuilen beginnen al heel vroeg in het voorjaar met nestelen. We hebben al nesten met legsels gevonden zo omstreeks half Januari. Dat was wel extreem vroeg, maar het zijn vroege broeders. Eind Februari/begin Maart waren er dan al jongen. Toen bij een boerderij waarvan we wisten dat er jaarlijks een bosuil broedde een oude holle knotwilg werd omgezaagd, rolden er drie jonge bosuilen uit. De boer wist niet wat hij er mee aanmoest, dus heb ik me er over ontfermd en ze meegenomen naar huis. Het duivenhok, waar postduiven in werden gehouden,  stond toch leeg dus daar de jonge bosuilen in gedaan. Maar wat moest ik de uilen te eten geven? Goede raad was duur. In het dorp, waar ik geboren ben was een slagerswinkel. Daar mocht ik gratis snijafval ophalen en voerde dat aan de jonge uilen. Ze groeiden als kool  en werden groter en groter. Echt tam waren ze echter niet. Als ik het hok binnenging kwamen ze wel op mij af, maar dat was meer bedoeld om eten te krijgen. En om aan voldoende eten te komen voor de drie jonge bosuilen werd steeds moeilijker, want het probleem ontstond dat er onvoldoende snijafval beschikbaar was. De slager vond het  welletjes, en was niet bereid om wat beter vlees af te staan, want dan moest er voor betaald worden. Dus naar een andere oplossing gezocht voor het dreigende voedseltekort voor de uilen. Die werd gevonden. 

Bij een boerderij stond een kippenhok, waarin vele tientallen huis- en ringmussen een graantje kwamen meepikken van het voer dat voor de kippen was bedoeld. De deur en klapraampjes van het kippenhok stonden altijd open, dus de mussen konden er zonder probleem in en weer uit.  Met wat touwconstructies kon ik ongezien en onverwachts de deur en klapraampjes dichttrekken, waardoor een aantal huismussen te vangen waren die als voer voor de uilen konden dienen. De ringmussen liet ik weer los. Het op deze manier vangen lukte wonderwel prima, en in die tijd waren er nog zoveel huismussen dat de  aanvoer ervan richting uilen verzekerd was. De uilen werden steeds groter, zaten inmiddels goed in het verenpak en gingen de gewoonte krijgen om bij binnenkomst op mijn schouder te gaan zitten. Dat was een pijnlijke zaak met die scherpe klauwen van ze.

De mensen in de buurt vonden het ook prachtig, die bosuilen. Tot het moment, dat de deur van het duivenhok 's nachts door onverlaten werd opengezet en de drie bosuilen van het ene op het andere moment verdwenen waren. Naar ik hoop is dat gedaan vanuit de bedoeling om ze hun vrijheid terug te geven en niet om ze op te zetten.

 

 

 

 

 


Een kauwenpaar zag een voor bosuilen opgehangen broedkast ook wel zitten als broedplek.

           Nestkast voor bosuil waar in 2011 vier jongen zijn opgegroeid .
             Ook in het voorjaar van 2012 is de kast opnieuw bewoond 
                                                 door een paartje bosuilen.


Boven en onder  jong (bosuil)kroost wat pas is uitgevlogen.