Vegetatieontwikkeling polder Stein Noord

De polder Stein met haar vroegere vegetatiestructuur

Voor me ligt een al wat ouder boekje "Tussen Lek en Ronde Venen" waarin een beschrijving staat over de polder Stein Noord met zijn vele duizenden wilde kievitsbloemen en honderden harlekijnorchissen die nog rond de 2e wereldoorlog groeiden in dit poldergebied met zijn prachtige heldere sloten waarvan het water mesotroof (voedselarm) was. De harlekijnorchissen heb ik jammer genoeg zelf niet meer meegemaakt, maar wel hooilanden waarin vele duizenden kievitsbloemen in April bloeiden en wat later in mei talloze slootkanten met overblijfselen van schraallandvegetaties met plantensoorten als kleine valeriaan, veenpluis, sterzegge, blauwe zegge, dotter en moeraskartelblad. De graslanden bloemrijk waarin het geluid van de vele zoemende insecten en het gezang van de vele veldleeuweriken een lust voor het gehoor( en oog)  waren.
Staatsbosbeheer beheert deze polder en doet (via het verpachten onder voorwaarden van het grasland) zijn uiterste best om een deel van die vroegere natuurkwaliteiten te behouden dan wel weer terug te krijgen. Met wisselend succes. Onderstaand wordt beschreven wat de oorzaken zijn van het verschijnen of verdwijnen van bepaalde plantensoorten.


Kenschets Vegetatietypologie

Veel percelen van graslanden in de polder Stein Noord behoorden in het verleden vegetatiekundig bekeken tot het  grote vossestaarttype. In dat type grasland floreerde de wilde kievitsbloem. Slechts op een enkel perceel komt dit graslandtype ook nu nog voor, maar minder goed ontwikkeld. Daarvoor in de plaats gekomen hebben veel percelen zich ontwikkeld naar het veldzuring-gestreepte witboltype waarin de laatste jaren steeds meer plantensoorten zijn verschenen die in de landbouw als ongewenst te boek staan. Het gaat om soorten als pitrus, fluitenkruid, ridder- en krulzuring (in de streek hardijzers genoemd), koolzaad, akkerdistel en brandnetels. Ook de kale jonker  en paarse dovenetel, die op een paar percelen massaal groeien en zo'n beetje  de volledige grasmat hebben verdrongen, worden hier als storingssoorten ervaren.

 


Agrarische waardering vegetatie pachtland

Een punt van zorg binnen het graslandbeheer in de polder Stein Noord is de geleidelijke toename van verschillende plantensoorten die door de agrarische wereld als ongewenst wordt beschouwd. De boeren die de landerijen van Staatsbosbeheer pachten zijn er niet erg van gecharmeerd en ook kan de massale groei ervan voor weidevogels een bedreiging vormen. Als voorbeeld. Fluitenkruid heeft zich inmiddels zo uitgebreid dat daardoor de geschikte oppervlakte broedgebied voor weidevogels steeds kleiner aan het worden is. Wat er voor in de plaats komt aan broedvogels zijn vooral (zomer)brandganzen die massaal zijn gaan nestelen tussen het fluitenkruid.
Andere plantensoorten die steeds algemener tot zelfs lokaal dominant worden zijn o.a. ridder- en krulzuring, akkerdistel en grote brandnetel. Ook de kale jonker, een graag geziene en onschuldige distelsoort van vochtig bloemrijk grasland, groeit op sommige percelen zo massaal dat het nu als een probleemsoort wordt ervaren. En als laatste niet te vergeten de pitrus, die zich met name allereerst massaal ging vestigen in de periode van  overgang van agrarisch naar reservaat toen de gemiddelde slootwaterstand nog erg schommelde.

 

Gewasoogst voor jaar 2019

De aan boeren onder voorwaarden verpachte landerijen worden vrij laat gemaaid, n.l. na 15 juni. Dit om de weidevogels een goede kans te geven om de kuikens vliegvlug te krijgen. Soms wordt deze maaidatum nog wat extra verlengd, naar 21 juni of 1 juli mocht blijken dat er nog diverse kuikens aanwezig zijn. Die late maaidatum is niet alleen voor de weidevogels gunstig, ook de plantenwereld profiteert er van.  Bloemen kunnen zaden maken en de vele bloemen trekken ook weer insecten aan


Ontwikkeling fluitenkruid en andere ruigtesoorten

Als voorbeeld de plantensoort fluitenkruid. De oppervlakte aan fluitenkruid in de polder Stein Noord breidt zich steeds verder uit. De soort groeide eerst nog maar spaarzaam op een paar voormalige koeienbochten die vlak langs de spoorlijn lagen. Vanuit die koeienbochten, waarvan de bodem flink verrijkt was door de vele  mestval van de koeien, die op die plaatsen nog met de hand gemolken werden, is fluitenkruid zich gaan verspreiden de polder in. Het is nu voorjaar 2019 en t.o.v. 2010 en 2013, jaren waarin door Mayenburg een uitgebreid fotoverslag en rapport is gemaakt over het fluitenkruidprobleem, heeft deze plantensoortensoort zich alleen maar verder uitgebreid. Geschat wordt dat inmiddels 1/3e deel van het reservaat is begroeid met fluitenkruid.  De biodiversiteit komt daardoor steeds meer onder druk. Voor de weidevogels (grutto, kievit, tureluur en scholekster) is de hoog opgaande vegetatie van fluitenkruid ongunstig, waardoor de geschikte oppervlakte broedbiotoop flink is gekrompen. Er is echter wel een vogelsoort die daarvan heeft geprofiteerd, en dat is de (zomer)brandgans waarvan enkele honderden exemplaren sinds enkele jaren ( in kolonieverband) tussen de fluitenkruid zijn gaan broeden. Ze worden overigens flink bestreden door het verwijderen van eieren uit de nesten op een na.

Fotoalbum: Ruigtesoorten zoals fluitenkruid


Slootkanten: van schraallandoverblijfselen via het liesgras/blaartrekkende boterbloem-type naar het gele lis/scherpe zegge type

Tot aan de 2e wereldoorlog bestond het grasland in Stein Noord vrijwel alleen uit hooilanden die vrij laat werden gemaaid. De bemestingsgraad was laag en er werd vrijwel niet met vee geweid. Dat veranderde na de oorlog langzaam maar zeker. Men ging aan voorbeweiding doen waardoor het aandeel hooiland afnam en ook ging men met het melkvee de spoorlijn over om te grazen. De koeien werden toen nog handmatig  gemolken op een plek welke koeienbocht heet. Dit gebeurde eerst nog maar door een enkele boer, maar later gingen steeds meer boeren dit doen.
De waterkwaliteit in de sloten was toen nog mesotroof, maar door het steeds meer inlaten van zeer eutroof rivierwater vanuit de Hollandse IJssel in de 60er/70er jaren van de vorige eeuw trad er een grote verandering op in de sloot- en oevervegetaties. Een van de meest opvallende veranderingen b.v. was het vrijwel volledig verdwijnen van krabbenscheer

Fotoalbum: Gele lissenlandschap


Beheer slootkanten vroeger en nu

Het slootkantbeheer werd vroeger handmatig gedaan door de boer of een van de boerenknechten. Door de toenemende mechanisering veranderde dat, en werden steeds meer slootkanten machinaal onderhouden. Dat gebeurde op een vrij grove manier met gebruikmaking van de vijzel of slootbak. Door deze wijze van beheer werden de oevers langs sloten nogal aangetast met als gevolg bodemverstoring waarbij de ongestoorde veenlaag flink werd omgewoeld. Daardoor verdween ook het grootste deel van de nog resterende schraallandvegetatie en kwam er voor in de plaats een vegetatiedek waarin vooral liesgras, waterpeper en blaartrekkende boterbloem domineerden. Het veranderende slootkantbeheer was niet de enige schuldige, ook de toenemende bemesting en het regelmatig inbrengen van grote hoeveelheden voedselrijk rivierwater waren van invloed op de veranderingen van vegetatiekwaliteit van de slootkanten.
Staatsbosbeheer laat het slootkantbeheer gemechaniseerd uitvoeren met de messenbalk waarbij de vegetatie wordt afgemaaid zodat de wortels van planten gehandhaafd blijven. Omdat het waterpeil wat hoger staat zijn de oevers vrij breed en vochtig/nat. Soms zijn oevers zelfs verlaagd om ze op die manier wat vochtiger te krijgen. De kans op vestiging van zaden van gele lis, dotter en grote zeggensoorten als scherpe zegge op de lage oevers


Toename gewaardeerde plantensoorten: de zgn doelsoorten